De passie en toewijding van Joop Jukema voor het vangen en ringen van steltlopers (goudplevier, kemphaan en rosse grutto) en het daarbij verzamelen van grote hoeveelheden data heeft niet alleen geleid tot een aanzienlijke lijst wetenschappelijke publicaties maar ook tot opzienbarende ontdekkingen.

 

Ontdekking van de faar bij de kemphaan
Joop Jukema ontdekte een opzienbarend fenomeen bij de kemphaan. Naast de twee al bekende verschillende typen mannetjes- honk en satellietmannetjes genaamd- met verschillende kleurmorphen en voortplantingsstrategiëen, werd een derde type mannetje vastgesteld sterk gelijkend op vrouwtjes in grootte en verenkleed. Over deze ontdekking verscheen een mooi achtergrondartikel dat te vinden is op travestieten met homoseksueel gedrag ontdekt bij kemphaan.

 

 

Van links naar rechts: kemphaan faar, vrouw, vrouw, man.

Deze unieke en eerste ontdekking in de vogelwereld van dit type mannetje heeft vervolgens geleid tot het wetenschappelijk vaststellen van rechtstreekse genetische vererving. Want nadat wetenschappers uitgingen van de veronderstelling dat dit type mannetje de oorspronkelijke voorouder geweest zou zijn van de vervolgens naar kleurrijke typen geëvolueerde mannetjes, kwamen zij op basis van genetisch onderzoek tot de ontdekking van een bepaald gen. Dit gen draagt de erfelijke eigenschappen van de "faar" over. "Faar" is de naam waarmee dit nieuw ontdekte type mannetje is gedoopt, geïnspireerd op het oude en weinig meer gebruikte Friese woord "faar" voor stamvader. Vanaf 2010 is Johan van Rhijn nauw betrokken bij het lopend onderzoek. Hij heeft een grote bijdrage geleverd aan het tot stand komen van een aantal belangwekkende publicaties rond de kleurvariatie van mannetjes bij de kemphaan en ruipatronen en ruischema’s van de vier soorten “Tundra Plovers”, waarover hierna meer.

 

 

 

 

 

Kleurvariatie van mannetjes kemphanen

 

Naast het door Joop Jukema ontdekken van de faar heeft ook het door hem systematisch verzamelen van verenmonsters van goudplevier, kemphaan en rosse grutto een wetenschappelijke bijdrage geleverd. Zijn data hebben bijgedragen tot het vaststellen van opeenvolgende ruischema's van de lichaamsveren in kleur- en structuurvariatie. Dit kon vervolgens worden gekoppeld naar leeftijd, geslacht, broed- en winterkleed, camouflagetechniek en geografische herkomst.

 

 

Ruischema’s van de “tundra plovers”

Bijzonder waren ook uitkomsten van onderzoek van Joop Jukema naar verschillende ruischema's van hand- en armpennen van de vier verschillende soorten "Tundra Plovers". Onder Tundra Plovers wordt verstaan de Zilverplevier, Euraziatische Goudplevier, Aziatische Goudplevier en de Amerikaanse Goudplevier. Tundra Plovers zijn allen ontstaan vanuit een gemeenschappelijke voorouder en tijdens het onderzoek werd een relatie gevonden tussen rui schema’s, de trekafstand en trekroute. Joop Jukema, Theunis Piersma, Jan B. Hulscher e.a. schreven gezamenlijk het boek "Goudplevieren en Wilsterflappers" (ISBN 90 5011 147 5). Middels een combinatie van wetenschap, cultuur en historie en aan de hand van interviews met oude beroepsvangers kon aannemelijk gemaakt worden dat in het verleden de "Lytse Swarte" (Fries voor: Aziatische Goudplevier) en "Pikwulp" (Fries voor: Dunbekwulp) als doortrekkers gevangen werden.

De “Lytse Swarte” (Aziatische Goudplevier) gaf de aanzet tot een breed onderzoek naar de Aziatische en Amerikaanse goudplevieren met expedities naar hun broedgebieden, doortrek- en overwinteringsgebieden (Siberië, Alaska, IJsland, Mongolië, Uruguay, Indiana VS). Hieraan werd een balgenonderzoek gekoppeld. Balgen is een conserveringstechniek voor lichamen van dieren die worden verzameld voor musea. Het balgenonderzoek vond plaats in verschillende musea (Moskou, Nieuw-Zeeland, IJsland, Engeland en Leiden) en er zijn balgen aangevraagd door het Natuurmuseum Fryslân (Leeuwarden) uit verschillende broed- en overwinteringsgebieden. Bij de Aziatische goudplevier waarvan de broedgebieden geografisch gescheiden zijn in Siberië en West-Alaska liggen, leidde dit tot de ontdekking dat deze goudplevier moet worden gesplitst in twee verschillende ondersoorten, op basis van verschil in vleugellengte, trekroutes, overwinteringsgebieden, rui- en broedschema.

 

Sneeuwgorzen, gierzwaluwen en bontbekplevieren

Naast goudplevieren, kemphanen en rosse grutto’s heeft Joop Jukema onderzoek verricht naar overwinterende sneeuwgorzen, gierzwaluwen en bontbekplevieren.

Bij de sneeuwgorzen werd op basis van onderzoek de verrassende ontdekking gedaan dat er twee verschillende populaties (ondersoorten) overwinteren, namelijk Plectrophenax nivalis en Plectrophenax insulae. Deze conclusie is gebaseerd op basis van de relatieve hoeveelheid wit aan het verenkleed.

 

Ondersoorten van de sneeuwgors: Plectrophenax nivalis en Plectrophenax insulae

 

Lopend onderzoek naar de mysterieuze gierzwaluwen "birds on the wing" gaf sterke aanwijzingen dat volwassen en onvolwassen gierzwaluwen ruimtelijk gescheiden zijn in fourageergedrag, en dat eerstejaars gierzwaluwen zich laten onderscheiden in verschillende ruischema's vergeleken met adulte gierzwaluwen.

In samenwerking met Johan van Rhijn heeft onderzoek naar de Bontbekplevieren die op IJsland broeden opgeleverd dat zij gebruik maken van verschillende nesthabitats. Het is aannemelijk dat met het toegevoegde nestmateriaal het camouflage effect versterkt wordt.

Johan van Rhijn onderzoekt het nest van een bontbekplevier op IJsland